top of page

Dossier Santens/AG : Guy Meersman, Philippe Tack, Koenraad Verstraete, Johan Baeke : "experts z

Hieronder vindt u de besluiten van Guy Meersman, Philippe Tack, Koenraad Verstraete en Johan Baeke.

Ze kennen elkaar niet, werken niet samen, maar hebben per toeval wel dezelfde advocaat.

Ze menen dat ze niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor hun valse verslagen. Hiervoor halen ze als argument aan dat er enerzijds opmerkingen geformuleerd kunnen worden op de valse verslagen en anderzijds dat vergissen menselijk is en dus geen fout inhoudt. Hoe er bij Philippe Tack sprake kan zijn van 'vergissingen' als hij in bijzijn van de Kortrijkse Politierechter zichzelf tegenspreekt, meermaals liegt en openlijk verklaart dat hij 'nooit de letsels zal erkennen', is maar de vraag.

Bijkomend stellen ze dat, als een rechter een expertiseverslag aanvaardt, dit automatisch het bewijs zou leveren dat een expertiseverslag juist, eerlijk en correct is.

Hun objectiviteit en integriteit zou ook moeten blijken uit het feit dat ze al "tientallen jaren ervaring hebben in de verzekeringsgeneeskunde".

Daarnaast verwijzen ze naar de Orde der Artsen en het parket : zij seponeerden iedere klacht, in hun ogen het bewijs dat hen geen enkele blaam treft, in realiteit het bewijs dat beide instanties de medische corruptie in justitie in de doofpot stoppen. Zoniet hadden zij de feiten uiteraard grondig onderzocht, wat niet gebeurde.

Guy Meersman, die op vraag van AG Insurance een 'voorafbestaande toestand' creëerde in het dossier Santens/AG, beweert nu dat hij toegang nam tot de database van ziekenhuis AZ Groeninge in aanwezigheid van en met akkoord van Anke Santens. De Kortrijkse Politierechtbank meende op basis daarvan dat het 'causaal verband onvoldoende bewezen' was en kende geen schadevergoeding toe.

André Colpaert verklaarde eerder in zijn conclusies dat hij ook al niet aansprakelijk kon gesteld worden voor enige fout : Philippe Tack had immers het eindverslag ingediend, hij niet. André Colpaert heeft volgens zijn zeggen grosso modo niets met de hele zaak te maken.

Hans Verstraelen meent dan weer dat hij belasterd wordt - dat moet dan door zichzelf zijn aangezien hij zelf het gesjoemel in het dossier Santens/AG toegaf - en bevestigt uitdrukkelijk dat hij bij zijn verslag blijft. Ook hij verwijst naar de Kortrijkse Politierechter, die zijn expertiseverslag niet uitdrukkelijk als vals of onjuist afwees.

EERSTE BESLUITEN

VOOR:

1. Dr. BAEKE, Johan, psychiater, wonende te 8020 OOSTKAMP, Sterredreef 2;

Tweede verweerder;

2. Dr. MEERSMAN, Guy, neuroloog, wonende te 8500 KORTRIJK, Monseigneur De Haernelaan 78;

Derde verweerder;

3. Prof. VERSTRAETE, Koenraad, radioloog, wonende te 8200 BRUGGE, Veldstraat 38;

Vierde verweerder;

4. Dr. TACK, Philippe, neuroloog, wonende te 8700 TIELT, Hulststraat 17;

Vijfde verweerder;

Raadsman: Mr. Philippe DE SMET, advocaat bij de Balie te BRUSSEL, wiens kantoren gevestigd zijn te 1180 BRUSSEL, Winston Churchilllaan 250;

TEGEN:

  • Mevrouw SANTENS, Anke, zonder gekend beroep, wonende te 8570 ANZEGEM, Elf Novemberlaan 4;

Eiseres;

IN TEGENWOORDIGHEID VAN:

1. Dr. CASSELMAN, Jan, , radioloog, wonende te 8340 DAMME, Monnikeredestraat 7;

Zesde verweerder;

Raadsman: Mr. Rudi VERMEIREN, advocaat bij de Balie te ANTWERPEN, wiens kantoren gevestigd zijn te 2000 ANTWERPEN, Amerikalei 187;

2. Dr. COLPAERT, André, klinisch psycholoog, wonende te 9185 WACHTEBEKE, Warande 28;

Zevende verweerder;

Raadsman: Mr. August BLOMME, advocaat bij de Balie te GENT, wiens kantoren gevestigd zijn te 9000 GENT, Casinoplein 19;

3. Dr. DEMAEREL, Philippe, radioloog, wonende te 3060 BERTEM, Oude Baan 77;

Achtste verweerder;

Raadsman: Mr. Jan GOEDHUYS, advocaat bij de Balie te LEUVEN, wiens

kantoren gevestigd zijn te 3001 LEUVEN, Ambachtenlaan 6;

4. Dr. DESMET, Luc, arts, wonende te 8500 KORTRIJK, Schepen Ghyootstraat 1;

Negende verweerder;

Raadsman: Mr. Luc LAMBERT, advocaat bij de Balie te KORTRIJK, wiens

kantoren gevestigd zijn te 8500 KORTRIJK, Beheerstraat 40:

5. UNIVERSITEIT GENT, openbare instelling, met KBO-nr. 0248.015.142, met zetel gevestigd te 9000 GENT, Sint-Pietersnieuwstraat 25;

Tiende verweerder;

Raadsman: Mr. Serge DEFRENNE, advocaat bij de Balie te GENT, wiens kantoren

gevestigd zijn te 9090 MELLE, Brusselsesteenweg 326:

6. KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN, openbare instelling, met KBO-nr. 0419.052.173, met zetel gevestigd te 3000 LEUVEN, Oude Markt 13;

Elfde verweerder;

Raadsman: Mr. Jan GOEDHUYS, advocaat bij de Balie te LEUVEN, wiens

kantoren gevestigd zijn te 3001 LEUVEN, Ambachtenlaan 6:

7. De heer DEMEYERE, Hilaire, wonende te 7700 MOESKROEN, Bredastraat 14;

Twaalfde verweerder;

Raadsman: Mr. Luc LAMBERT, advocaat bij de Balie te KORTRIJK, wiens

kantoren gevestigd zijn te 8500 KORTRIJK, Beheerstraat 40:

8. De heer DEMEYERE, Larry, wonende te 8510 KORTRIJK, Oude Aalbeekstraat 67;

Dertiende verweerder;

Raadsman: Mr. Luc LAMBERT, advocaat bij de Balie te KORTRIJK, wiens

kantoren gevestigd zijn te 8500 KORTRIJK, Beheerstraat 40:

RECHTBANKVAN EERSTE AANLEG WEST-VLAANDEREN

Afdeling KORTRIJK

7de kamer

A.R. nr. 16/2123/A

Gezien de dagvaarding betekend op 27 oktober 2016 om te verschijnen op de zitting d.d. 7 november 2016 voor de 7de kamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk;

Gezien de besluiten voor eerste verweerder d.d. 20 maart 2017;

Gezien de besluiten voor zevende verweerder d.d. 22 maart 2017;

I. UITEENZETTING DER FEITEN

22 september 2010

Mevrouw SANTENS heeft een ongeval op de openbare weg te WAREGEM. Ze zou naar verluidt hard hebben moeten remmen voor enkele metalen platen die waren losgekomen van de aanhangwagen van een tegenligger.

12 januari 2011

Dr. VERSTRAELEN (eerste verweerder) wordt aangesteld als geneesheer-deskundige door de Politierechtbank van Kortrijk.

Na de eerste expertisevergadering acht Dr. VERSTRAELEN het nodig bijkomend onderzoek te gelasten, o.m. door:

  • Dr. G. MEERSMAN (derde verweerder), neuroloog;

  • Dr. J. BAEKE (tweede verweerder), psychiater;

Na de derde expertisevergadering acht Dr. VERSTRAELEN het nodig een diachronische dossierstudie te laten verrichten. Hiervoor wordt Prof. Dr. K. VERSTRAETE (vierde verweerder), radioloog, aangesteld.

4 september 2012

Dr. VERSTRAELEN legt zijn eindverslag neer ter griffie.

7 mei 2014

Bij vonnis van de Politierechtbank West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, wordt een nieuw deskundigenonderzoek bevolen. Dr. Ph. TACK (vijfde verweerder) wordt als geneesheer-deskundige aangesteld.

8 juni 2015

Dr. TACK legt zijn einderslag neer ter griffie.

September 2014

Mevrouw SANTENS stuurt dreigbrieven naar diverse verweerders in deze zaak (zie bij wijze van voorbeeld stukken nr. 1 en 4).

27 oktober 2016

Mevrouw SANTENS gaat over tot dagvaarding voor de Rechtbank van Eerste Aanleg van maar liefst 13 partijen. Deze dagvaarding betekent de start van huidige procedure.

II. AANSPRAKEN VAN DE PARTIJEN

Eisende partij vordert:

  1. IN HOOFDORDE

  • Haar vorderingen ontvankelijk en gegrond te verklaren;

  • Gedaagden te veroordelen tot terugbetaling van de erelonen voor de door hen uitgevoerde expertise onderzoeken, ten belope van:

  • € 1.028,00 voor tweede gedaagde;

  • € 420,00 voor derde gedaagde;

  • € 600,00 voor vierde gedaagde;

  • € 8.689,79 voor vijfde gedaagde;

  • Gelet op de concrete omstandigheden en bijzonder verregaande gevolgen voor verzoekster, inzonderheid het onherstelbaar verlies van een tweede kindje, gedaagden in solidum, zoniet de ene bij gebreke aan de andere, te veroordelen tot een morele schadevergoeding ten belope van € 1.000.000,00, meer de vergoedende intrest aan de wettelijke intrestvoet vanaf datum dagvaarding tot op datum van algehele betaling, waarbij dit geld zal aangewend worden om een hulpfonds op te richten voor kinderen met letselschade en alleenstaande moeders met letselschade zodat geen enkele moeder ooit nog het moederschap moet opgeven en geen enkel kind ooit nog moet lijden omwille van onwil van verzekeringsmaatschappijen en – artsen om op correcte wijze letselschade te vergoeden en dit bedrag niets meer zal zijn dan een druppel op een hete plaat;

  • Gelet op de hoge graad van pijn die verzoekster jarenlang nodeloos moest en moet lijden, die vermeden had kunnen worden mits tijdig de nodige derdenhulp en passende behandeling voorzien was geweest, gedaagden in solidum, zoniet de ene bij gebreke aan de andere, te veroordelen tot een morele schadevergoeding ten belope van € 25.000,00 op jaarbasis, met als startdatum 27 oktober 2010, meer de vergoedende intrest aan de wettelijke intrestvoet vanaf datum dagvaarding tot op datum van algehele betaling;

  • Gelet op de vertraging in de beslechting van de letselschadeprocedure en de hierbij horende stress, gedaagden in solidum, zoniet de ene bij gebreke aan de andere, te veroordelen tot een morele schadevergoeding voor de ten belope van € 20.000,00 op jaarbasis, met als startdatum 12 juli 2011, hetzij op heden – ruim 5 jaar na de aanstelling van de gerechtsdeskundige – provisioneel begroot op € 100.000,00, meer de vergoedende intrest aan de wettelijke intrestvoet vanaf datum dagvaarding tot op datum van algehele betaling;

  • Gedaagden in solidum, zoniet de ene bij gebreke aan de andere, te veroordelen tot een provisionele schadevergoeding wegens schade van alle aard, voorlopig begroot op € 1,00, meer de vergoedende intrest aan de wettelijke intrestvoet vanaf datum dagvaarding tot op datum van algehele betaling en zo nodig te vermeerderen in de loop van het geding;

  • Gedaagden in solidum, zoniet de ene bij gebreke aan de andere, te veroordelen tot alle kosten van alle onderzoeken, expertises, tegenexpertises, reële kosten van medische en juridische bijstand ingevolge de 1ste en 2de expertise en de beroepsprocedure, welke konden vermeden zijn hadden gedaagden reeds vanaf 27 oktober 2010 waarheidsgetrouw en op onpartijdige wijze duidelijkheid verschaft omtrent de werkelijke letselschade en provisioneel begroot op € 50.000,00, meer de vergoedende intrest aan de wettelijke intrestvoet vanaf datum dagvaarding tot op datum van algehele betaling;

  • Gedaagden in solidum, zoniet de ene bij gebreke aan de andere, te veroordelen tot een provisionele schadevergoeding wegens schade van alle aard, voorlopig begroot op € 1,00, meer de vergoedende intrest aan de wettelijke intrestvoet vanaf datum dagvaarding tot op datum van algehele betaling en zo nodig te vermeerderen in de loop van het geding;

  • Een onafhankelijke deskundige aan te stellen met als opdracht de door Minister Crevits gevraagde audit uit te voeren m.b.t. de professoren-medewerkers-assistenten van UGent die samenwerken met verzekeringsmaatschappijen en m.b.t. de resultaten van deze expertiseverslagen, zou de UGent niet op vrijwillige basis tot deze voor het maatschappelijk belang noodzakelijke audit overgaan, in die zin dat:

  • Een overzicht wordt gemaakt van alle medewerkers-professoren-assistenten die de voorbije 10 jaar een samenwerkingsverband hadden of hebben met verzekeringsmaatschappijen, hetzij als lesgever in de postgraduaatsopleiding verzekeringsgeneeskunde, hetzij als lesgever in de postgraduaatsopleiding verzekeringsgeneeskunde, hetzij als consultant, hetzij als adviserend geneesheer, hetzij als behandelend arts waarbij er rapportage gebeurt naar verzekeringsmaatschappijen toe; tevens een overzicht te maken van alle medewerkers-professoren die regelmatig als gerechtsdeskundige en/of subexpert worden aangesteld;

  • Een audit georganiseerd wordt van de expertiseverslagen van de hierboven vermelde gerechtsdeskundigen en/of subexperten en/of verzekeringsartsen, waarbij zowel de expertises in naam van UGent als in eigen naam geëvalueerd worden, en dit m.b.t. zowel verkeers- en arbeidsongevallen als medische fouten en dit beperkt tot de voorbije 10 jaar, en waarbij per gerechtsdeskundige en/of subexpert en/of consultant en/of adviserend geneesheer voor verzekeringen in een overzicht omschreven wordt: wie de opdrachtgever voor de expertise geweest is; datum; welk letsel geëvalueerd diende te worden; of er al dan niet letsel in causaal verband met het ongeval of de medische fout werd vastgesteld; of er al dan niet een invloed op de arbeidsgeschiktheid werd erkend; op welke wijze dit letsel begroot werd; welk bedrag voor deze expertiseverslagen ontvangen werd – dit ten einde na te gaan of het inderdaad zo is dat er in een (opvallen grote) meerderheid van de expertiseverslagen hetzij geen letsels vastgesteld worden; hetzij wel letsels vastgesteld worden maar zogenaamd niet in causaal verband met een ongeval of medische fout; hetzij wel letsels vastgesteld worden maar waarbij deze zogenaamd geen invloed zouden hebben op de arbeids(on)geschiktheid; en dit met bijzondere aandacht voor maar niet beperkt tot de letselschadedossiers met zogeheten ‘onzichtbare’ letsels zoals whiplash, hersentrauma, hypofyseletsel en aandoeningen zoals CVS, fibromyalgie;

  • In het bijzonder een onderzoek verricht wordt naar de onafhankelijkheid van haar professoren Koenraad Verstraete en Hans Verstraelen betrokken bij het leselschadedossier Santens/AG van verzoekster- en tal van andere dossiers – en de juistheid van hun expertiseverslagen van de voorbije 10 jaar, zoals reeds in 2015 moest uitgevoerd zijn door UGent conform haar interne procedures, en de bevindingen en het gevolg dat UGent hieraan geeft mee te delen;

  • Gedaagden in solidum, zoniet de ene bij gebreke aan de andere, te veroordelen tot alle kosten van het geding met inbegrip van de kosten voor de dagvaarding en rolstelling, en de rechtsplegings- en uitgavenvergoeding;

  • De voorlopige tenuitvoering te horen bevelen van het tussen te komen vonnis, niettegenstaande alle verhaalmiddelen, zonder borgstelling en met uitsluiting van het recht tot kantonnement;

  • Onder hetzij om het even welk voorbehoud en zonder enige nadelige erkenning vanwege de verzoekende partij en met name onder voorbehoud van wijziging, d.i. verhoging, van het gevorderde in de loop van het geding;

  1. IN ONDERGESCHIKTE ORDE, en alvorens recht te doen

  • Verzoekster toe te laten tot het getuigenbewijs om aan te tonen dat:

  • Eerste gedaagde, tweede gedaagde, derde gedaagde, vierde gedaagde, vijfde gedaagde, zesde gedaagde, zevende gedaagde, achtste gedaagde, negende gedaagde onjuiste medische verslagen afleverden en hun opdracht niet op zorgvuldige, voorzichtige en wetenschappelijke wijze uitvoerden;

  • Twaalfde en dertiende gedaagde valse getuigenverklaringen aflegden;

  • Eerste, tweede, derde, vijfde en zevende gedaagde te bevelen minstens 5 gerechtsdeskundige verslagen van hun hand over te maken waarin zij, zonder dat er op MRI hersenletsel te zien is, diffuse axonale hersenschade en/of hypofysaire insufficiëntie/deficiëntie en de hieruit voortvloeiende secundaire letsels expliciet erkennen en een volledige blijvende arbeidsongeschiktheid (minstens 67%) toekennen – bij gebreke hieraan dient het feit dat zij op structurele en systematische wijze onjuiste deskundigenverslagen afleveren die keer op keer diffuser axonale hersenschade en de hieruit voortvloeiende secundaire letsels afwijzen dan wel negeren dan wel minimaliseren (onder het mom van ‘geen letsels op MRI’ terwijl algemeen bekend is dat MRI niet fijngevoelig genoeg is om axonale hersenschade te visualiseren), als bewezen beschouwd te worden nu dit vaak voorkomende, courante letsels zijn die jaarlijks duizenden mensen treffen en nu zij allen al jarenlang als gerechtsdeskundige / verzekeringsarts optreden waarbij zij reeds ontelbare slachtoffers met deze letsels onderzochten en aldus in principe tientallen tot honderden expertiseverslagen zouden moet kunnen voorleggen die besluiten tot hoge graden van invaliditeit en arbeidsongeschiktheid, die inherent zijn aan deze letsels; dit binnen 30 dagen na ontvangst van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 2.500,00 per dag of gedeelte van een dag dat tweede gedaagde in strijd handelt met voornoemde bepaling, met een maximum van € 500.000,00;

  • Eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende gedaagde te bevelen hun besluitvorming onder ede te bevestigen; dit binnen de 30 dagen na ontvangst van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 2.500,00 per dag of gedeelte van een dag dat tweede gedaagde in strijd handelt met voornoemde bepaling, met een maximum van € 500.000,00;

De vordering van tweede t.e.m. vijfde verweerder strekt ertoe:

  • In hoofdorde, te besluiten tot onontvankelijkheid van de procedure wegens schending van het gezag van gewijsde;

  • In ondergeschikte orde, de vordering tot betaling van enig bedrag indien ontvankelijk, deze ongegrond te verklaren;

  • In meer ondergeschikte orde, na de tegeneis ontvankelijk en gegrond te hebben verklaard, verweerster op tegeneis te veroordelen tot 1,00 € wegens tergend en roekeloos geding;

IV. MIDDELEN

A.- IN HOOFDORDE, ONONTVANKELIJKHEID VAN DE PROCEDURE WEGENS SCHENDING VAN HET GEZAG VAN GEWIJSDE (EERSTE MIDDEL)

1.- Overwegende dat eiseres na haar verkeersongeval op 22 september 2010 een procedure voor de Politierechtbank te Kortrijk heeft opgestart;

Dat aan eiseres bij vonnis van 27 april 2016 een schadevergoeding van € 35.000 werd toegekend;

Dat eiseres zich klaarblijkelijk kon vinden in voormeld vonnis, nu ze hiertegen geen hoger beroep heeft aangetekend;

2.- Overwegende dat de termijn voor het instellen van een gewoon rechtsmiddel tegen voormeld vonnis inmiddels is verstreken;

Dat dit betekent dat het vonnis van de Politierechtbank kracht van gewijsde heeft verkregen en dus onherroepelijk is geworden;

Dat de beslissing aldus bindend is voor de betrokken partijen, opdat er definitief een einde kan worden gesteld aan het ontstane geschil;

3.- Overwegende dat de partijen die in huidig geschil werden betrokken allen een duidelijke link hebben met de oorspronkelijke procedure voor de Politierechtbank, hetzij als deskundige, hetzij als een op andere wijze betrokken partij;

Dat dit alles onmiskenbaar de indruk wekt dat huidige procedure de loutere voortzetting van de oorspronkelijke procedure voor de Politierechtbank beoogt;

Dat dit uiteraard een schending uitmaakt van het gezag van gewijsde dat aan het vonnis van de Politierechtbank dient gehecht te worden;

4.- Overwegende dat, gelet op deze schending van het algemeen rechtsbeginsel van het gezag van gewijsde, de huidige vordering dan ook onontvankelijk dient te worden verklaard;

B.- IN ONDERGESCHIKTE ORDE, DE VORDERING TOT BETALING VAN ENIG BEDRAG INDIEN ONTVANKELIJK, DEZE ONGEGROND TE VERKLAREN (TWEEDE MIDDEL)

1.- Overwegende dat eiseres in haar dagvaarding d.d. 27 oktober 2016 verschillende tekortkomingen verwijt aan tweede t.e.m. vijfde verweerder;

Dat het haar betrachting is meerdere schadevergoedingen te bekomen om diverse redenen;

Dat eiseres, hoewel dit niet expliciet in de dagvaarding wordt vermeld, aldus de buitencontractuele aansprakelijkheid op grond van de artikel 1382 en 1383 BW in vraag lijkt te stellen;

Dat, nu tweede t.e.m. vijfde verweerder allen in hun hoedanigheid van gerechtsdeskundige zijn opgetreden in het dossier voor de Politierechtbank van eiseres, het meer specifiek de beroepsaansprakelijkheid van de gerechtsdeskundige is die ter discussie staat;

Dat de aansprakelijkheid van een gerechtsdeskundige inderdaad een buitencontractuele aansprakelijkheid uitmaakt (T. LYSENS en L. NAUDTS, ‘Deskundigenonderzoek in burgerlijke zaken’, Mechelen, Kluwer, 2010, 228);

Overwegende evenwel dat eiseres faalt bij het bewijzen dat tweede t.e.m. vijfde verweerder een fout zouden hebben begaan in de uitvoering van hun opdracht, in causaal verband met een zekere schade;

2.- Rappel van de principes inzake bewijslast

Overwegende dat het past, teneinde de aansprakelijkheid van een gerechtsdeskundige in vraag te stellen, het bewijs te leveren van een fout van de gerechtsdeskundige, zonder enige twijfel, en van de schade in oorzakelijk verband met deze fout;

Overwegende dat de bewijslast van deze drie elementen (fout, schade, oorzakelijk verband) ten laste is van de eisende partij, hetzij mevrouw SANTENS, en dit conform artikel 1315 alinea 1 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek;

Dat de rechtspraak en de rechtsleer unaniem zijn hieromtrent;

Dat het Hof van Cassatie bij arrest uitgesproken op 16 december 2004 zo geoordeeld heeft dat:

“Overwegende dat krachtens artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek, iedere partij het bewijs moet leveren van de feiten die zij aanvoert;

Dat bij een civielrechtelijke betwisting inzake de te vergoeden schade, de bewijslast van de fout, de schade en het oorzakelijk verband behoort aan degene die vergoeding vordert voor de schade die hij heeft geleden.” (Cass., 16 december 2004, T. Gez., 2004-2005, p. 298);

Dat het dan ook aan de eisende partij toekomt te bewijzen dat een fout werd begaan door tweede t.e.m. vijfde verweerder zonder enige twijfel, in zeker oorzakelijk verband met de schade die zij inroept;

3.- Rappel van de principes inzake de beroepsaansprakelijkheid van de gerechtsdeskundige

a.- Gezag van gewijsde

Overwegende dat de aansprakelijkheid van de deskundige onder meer in het gedrang kan komen wanneer er fouten zijn gepleegd in de verklaringen van het verslag (A. CLOQUET, ‘Deskundig onderzoek in burgerlijke zaken en in zaken van koophandel’, 1960, 515);

Dat een deskundige evenwel niet over dezelfde immuniteit beschikt als een magistraat (A. CLOQUET, ‘Deskundig onderzoek in burgerlijke zaken en in zaken van koophandel’, 1960, 515; R. DALCQ, ‘Mélanges. Responsabilités et assurances.’, Bruxelles, Larcier, 1994, 259);

Overwegende dat de deskundige niettemin gedekt is door het gezag van gewijsde wanneer de rechter het besluit van het verslag aanneemt (A. CLOQUET, ‘Deskundig onderzoek in burgerlijke zaken en in zaken van koophandel’, 1960, 515);

Dat het advies van de deskundige aldus de gerechtelijke waarheid is geworden;

Dat, wanneer het vonnis definitief wordt, de besluiten van de deskundige het onherroepbaar karakter van het vonnis volgen, nu men ervan uit gaat dat zware fouten van de deskundige niet onopgemerkt zouden blijven (A. CLOQUET, ‘Deskundig onderzoek in burgerlijke zaken en in zaken van koophandel’, 1960, 515);

b.- Geen aansprakelijkheid voor de inhoud van het verslag

Overwegende dat de deskundige niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de inhoud van zijn verslag;

Dat de partijen namelijk steeds de mogelijkheid hebben opmerkingen te maken op het verslag, dan wel de inhoud ervan te bestrijden voor de rechter ten gronde;

Dat mogelijke fouten met betrekking tot de inhoud aldus kunnen worden rechtgezet (T. LYSENS en L. NAUDTS, ‘Deskundigenonderzoek in burgerlijke zaken’, Mechelen, Kluwer, 2010, 232);

Overwegende bovendien dat een technische of wetenschappelijke vergissing bovendien niet als fout kan beschouwd worden indien een normale, voorzichtige en vooruitziende deskundige dezelfde vergissing zou kunnen begaan (T. LYSENS en L. NAUDTS, ‘Deskundigenonderzoek in burgerlijke zaken’, Mechelen, Kluwer, 2010, 232);

c.- Het bestaan van schade impliceert niet noodzakelijkerwijze het bestaan van een fout

Overwegende dat dit onder meer betekent dat uit het louter bestaan van schade niet automatisch een fout kan worden afgeleid (ANTWERPEN, 17 januari 2011, T. Verz., 2011, p. 234);

Dat dit door het Hof van Cassatie nog recent werd gesteld als volgt:

“Wanneer de eiser op grond van de artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek schadevergoeding wil verkrijgen, moet hij niet alleen schade hebben geleden maar moet de verweerder ook een fout hebben begaan die de schade heeft veroorzaakt. Schade alleen impliceert niet noodzakelijk een fout.” (Cass., 4 mei 2012, C.10.0080.F);

Overwegende dat er, zelfs al is er sprake van een fout, er geen aansprakelijkheid in hoofde van de gerechtsdeskundige aanwezig is, wanneer de mogelijke fout van deze deskundige niet de oorzaak is van een schade (A. CLOQUET, ‘Deskundig onderzoek in burgerlijke zaken en in zaken van koophandel’, 1960, 516);

d.- Geen a posteriori redenering

Overwegende dat het past de a posteriori redenering te verwerpen;

Dat het inderdaad gemakkelijk is, a posteriori, wanneer het einde van het verhaal gekend is, te zeggen dat dit of dat had moeten worden gedaan;

Dat het belangrijk is dat het gedrag van de gerechtsdeskundige wiens aansprakelijkheid in vraag wordt gesteld, onderzocht wordt op het ogenblik van de feiten, rekening houdend met de elementen waarover hij beschikte (Th. VANSWEEVELT & F. DEWALLENS, ‘Handboek gezondheidsrecht, Volume I, 2014, p. 1317; B. DUBUIS-SON, V. CALLEWAERT, B. DE CONINCK & G. GATHEM, ‘La responsabilité civile, Chronique de jurisprudence, 1996-2007, Vol. I: Le fait générateur et le lien causal’, 2009, p. 799; Y.-H. LELEU & G. GENICOT, ‘Le droit médical, Aspects juridiques de la relation médecin-patient’, 2001, p. 101; Th. VANSWEEVELT, ‘De civielrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer en het ziekenhuis’, 1992, p. 143; BERGEN, 16 maart 2016, onuitgegeven);

Dat het past de feiten geleidelijk aan te reconstrueren, met de elementen waarover de deskundige geleidelijk aan beschikte, zonder rekening te houden met de elementen waarover hij later beschikte en niet op het ogenblik dat hij zijn beslissing moest nemen;

4.- Toepassing van deze principes op deze zaak

a.- Wat de beweerde fouten betreft.

Overwegende ten eerste dat, indien de rechter het besluit van het deskundigenonderzoek overneemt in zijn vonnis, het gezag van gewijsde van het vonnis zich ook uitstrekt over het gevoerde deskundigenverslag (zie supra);

Dat het besluit van de deskundige aldus gerechtelijke waarheid is geworden;

Dat een vordering wegens beroepsaansprakelijkheid vanuit dat opzicht dan ook niet meer mogelijk is;

Overwegende ten tweede dat een deskundige niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de inhoud van zijn verslag (zie supra);

Dat huidige procedure, nu voornamelijk de inhoud van de verschillende verslagen en hun besluiten ter discussie staan, bijgevolg weinig kans op slagen heeft;

Overwegende ten derde dat, wanneer men deze uitgangspunten niet zou volgen en men van oordeel zou zijn dat het gezag van gewijsde zich niet zou uitstrekken over het deskundigenverslag en de deskundige wel degelijk aansprakelijk zou kunnen worden gesteld voor de inhoud van het verslag (quod non!), men niettemin nog steeds het bewijs moet leveren van een fout in hoofde van de deskundige;

Dat het daarenboven van belang is te wijzen op het feit dat niet elke vergissing van de deskundige automatisch aanleiding geeft tot een juridische fout (R. DALCQ, ‘Mélanges. Responsabilités et assurances.’, Bruxelles, Larcier, 1994, 262);

Dat het gedrag van de gerechtsdeskundige aldus dient te worden vergeleken met de gedragingen van een normaal zorgvuldige en omzichtige deskundige geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden teneinde na te gaan of er werkelijk sprake is van een juridische fout;

Overwegende dat eiseres tot staving van haar beweringen een enorme hoeveelheid aan stukken aanwendt;

Dat deze stukken met de nodige voorzichtigheid dienen te worden bestudeerd, nu heel wat van de voorgelegde verslagen steunen op eigen (en dus gekleurde) verklaringen van eiseres;

Dat deze waarschuwing reeds in gelijkaardige bewoordingen door de Politierechtbank te KORTRIJK werd geformuleerd:

“De rechtbank moet trouwens over de ganse lijn vaststellen dat omzeggens alle door eiseres SANTENS voorgebrachte attesten en besluiten inzake bij het ongeval opgelopen letsels ondergraven worden door het feit dat deze telkens duidelijk vertrekken van ongecontroleerde premissen en van eigen verklaringen van eiseres SANTENS.” (zie stuk nr. 11 eiseres)

Overwegende dat uit hetgeen volgt zal blijken dat eiseres nalaat het bewijs te leveren van enige fout in hoofde van tweede t.e.m. vijfde verweerder;

  1. Ten aanzien van tweede verweerder (Dr. BAEKE)

Overwegende dat tweede verweerder optrad als sapiteur in het kader van het eerste deskundigenonderzoek onder leiding van Dr. VERSTRAELEN;

Dat Dr. BAEKE psychiater-psychotherapeut is en een jarenlange ervaring heeft in de verzekeringsgeneeskunde en medische expertises;

  1. Wat het onjuist karakter van het deskundig advies betreft

Overwegende dat eiseres tweede verweerder verwijt een onjuist deskundigenverslag te hebben opgesteld;

Dat eiseres meerdere verslagen van diverse ‘experten’ voorlegt in de betrachting haar bewering te ondersteunen;

Dat geen enkele van deze ‘experten’ de specialisatie tot psychiater heeft genoten, zodat aan hun opinie slechts een geringe waarde kan worden toegekend:

  • Prof. VERBRAECKEN is pneumoloog, maar meent toch de nodige expertise te bezitten om te oordelen over de aanwezigheid van een psychiatrische problematiek;

  • Dr. BOLT is forensisch anatomopatholoog en uit kritiek over de validiteit van de gehanteerde psychiatrische testen door Dr. BAEKE;

  • Ook Prof. LAFOSSE uit zijn kritiek omtrent de aangewende tests, hoewel hij geen arts is, maar een psycholoog;

Dat de door eiseres voorgelegde verslagen dan ook in geen geval het bewijs leveren dat het deskundig advies van tweede verweerder niet correct zou zijn geweest;

Overwegende dat, zelfs al zou tweede verweerder tot het verkeerde besluit zijn gekomen (quod non!), een verkeerde diagnose geen fout uitmaakt;

Dat dit meermaals door de rechtspraak werd bevestigd;

  • ANTWERPEN (1ste Kamer) 17 januari 2000, T.Gez. 2001-02, 183.

“Bovendien begaat een arts geen fout, wanneer hij, op basis van de symptomen, de radiografieën en het genezingproces niet tot een andere diagnose had moeten besluiten.”

  • Rb. Gent (16de kamer) 14 oktober 2011.

“Om erin te slagen te bewijzen dat dr. D. een fout heeft begaan bij het stellen van de diagnose van brandwonden, dienen eisers aan te tonen dat zij niet alle noodzakelijke normaal voorhanden en ter beschikking zijnde onderzoekingen heeft aangewend om tot die diagnose te komen. Zij moeten bewijzen dat de arts tekort is geschoten in het leveren en aanwenden van alle inspanningen om tot het resultaat van een correcte diagnose te komen.”

  • Rb. Luik (6e k.) 28 juni 2005, T.Gez. 2008-09, afl. 1, 43, noot G. S.; T.Verz. 2007, afl. 4, 466, noot DE SMET, J.).

“Het stellen van een diagnose, vooral op een spoedgevallendienst, is een inspanningsverbintenis. Een houding die een andere professional met dezelfde kwalificatie, normaal bevoegd en doortastend, in dezelfde omstandigheden niet zou hebben aangenomen, vormt een fout. De fout ontstaat enkel door het abnormale karakter van de vergissing. De deskundige moet zich in de omstandigheden plaatsen van de tijd en de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan, zonder toe te geven aan de verleiding om deze a posteriori te beoordelen in het licht van informatie en beoordelingselementen waarover de urgentiearts niet kon beschikken op het ogenblik waarop hij de diagnose stelde”.

  • Rb. Antwerpen (5e k. B) 9 november 2007, T.Verz. 2008, afl. 3, 324.

“ Een vergissing in een moeilijke diagnose kan een arts niet als fout worden toegerekend, wanneer hij is overgegaan tot de nodige, grondige en met de symptomen overeenstemmende onderzoekingen. De vordering tot het bevelen van een deskundigenonderzoek dient bij gebrek aan bewijs of aanwijzing van fout van de arts als ongegrond afgewezen te worden”.

  1. Wat de partijdigheid, vakonbekwaamheid en vooringenomenheid betreft

Overwegende dat eiseres in haar dagvaarding schrijft dat tweede verweerder blijk zou hebben gegeven van partijdigheid, hetzij vakonbekwaamheid, hetzij vooringenomenheid, hetzij onvolledigheid, hetzij samenwerking met AG Insurance of negende verweerder, hetzij neerbuigendheid of een combinatie van deze en/ of andere zaken;

Dat tweede verweerder zijn opdrachten steeds op neutrale en onafhankelijke wijze uitvoert;

Dat de aantijgingen van eiseres loutere beweringen betreffen en eiseres geen enkel bewijs voorlegt tot staving van deze beweringen;

  1. Wat het weigeren van de opdracht en het tegensprekelijk karakter betreft

Overwegende dat Dr. BAEKE zijn opdracht had moeten weigeren, volgens eiseres, en het tegensprekelijk karakter van de expertisewerkzaamheden niet zou hebben gerespecteerd;

Dat eiseres evenwel geen wettelijke reden aanvoert waaruit blijkt dat tweede verweerder deze opdracht niet had mogen aanvaarden;

Dat eiseres evenmin het bewijs levert van enig feit waaruit blijkt dat het tegensprekelijk karakter van de expertisewerkzaamheden zou zijn geschonden;

Dat ook wat deze twee aspecten betreft er dus geen enkel bewijs wordt voorgelegd van de beweringen van eiseres;

  1. Ten aanzien van derde verweerder (Dr. MEERSMAN)

Overwegende dat derde verweerder optrad als sapiteur in het kader van het eerste deskundigenonderzoek onder leiding van Dr. VERSTRAELEN;

Dat Dr. MEERSMAN neuroloog (voormalig diensthoofd Neurologie AZ Groeninge) en revalidatiearts is, en eveneens jarenlange ervaring heeft inzake medische expertises;

  1. Wat het onjuist karakter van het deskundig advies betreft

Overwegende dat eiseres derde verweerder ten eerste verwijt een onjuist deskundigenverslag te hebben opgesteld;

Dat eiseres daaromtrent het volgende schrijft in haar dreigbrief d.d. 30 september 2015 (zie stuk nr. 4):

“En HOE kan u nu blijven volhouden dat u “buiten” het bedrog in mijn dossier staat, terwijl het vast staat dat u op vraag van AG actief op zoek gegaan bent naar een of andere onbestaande ‘voorafbestaande toestand’, nu het reeds kort na ongeval OVERDUIDELIJK was dat ik serieus letsel opgelopen had met mogelijks blijvende gevolgen, wat u ZELF kon vaststellen tijdens de expertise, ik was er toen veel erger aan toe dan nu. Letsel dat AG van bij de start tracht te minimaliseren, ontkennen, ridiculiseren, om toch maar geen schade te hoeven vergoeden….” (eigen onderlijning)

Dat eiseres tal van hypotheses en insinuaties naar voor brengt t.a.v. Dr. MEERSMAN, maar hier op geen enkel moment de bewijzen van levert;

Dat Dr. MEERSMAN, tot bewijs van het tegendeel, steeds heeft gehandeld zoals van een correcte, neutrale gerechtsdeskundige mag worden verwacht;

Overwegende dat mevrouw SANTENS zelfs een klacht heeft neergelegd bij de Orde Der Artsen;

Dat de Raad de beslissing heeft genomen deze zaak zonder verder gevolg te laten (zie stuk nr. 5);

Dat hieruit kan worden afgeleid dat Dr. MEERSMAN steeds correct heeft gehandeld;

Dat eiseres aldus allerhande aantijgingen richt tot Dr. MEERSMAN, zonder hiervoor enig bewijs aan te leveren;

  1. Wat de partijdigheid, vakonbekwaamheid en vooringenomenheid betreft

Overwegende dat eiseres in haar dagvaarding schrijft dat derde verweerder blijk zou hebben gegeven van partijdigheid, hetzij vakonbekwaamheid, hetzij vooringenomenheid, hetzij onvolledigheid, hetzij samenwerking met AG Insurance of negende verweerder, hetzij neerbuigendheid of een combinatie van deze en/ of andere zaken;

Dat tweede verweerder zijn opdrachten steeds op neutrale en onafhankelijke wijze uitvoert;

Overwegende dat eiseres hieromtrent nog het volgende schrijft in haar dreigbrief d.d. 30 september 2015 (zie stuk nr. 4):

“Maar HOE kan u nu een “neutraal advies” verlenen als u afspraken maakt met minstens AG arts Luc Desmet, met AG advocaat Jan Fonteyne, met collega-gerechtsdeskundige Johan Baeke die op vraag van AG ook een vals verslag opstelde, met collega-gerechtsdeskundige Joke De Meester aan wie u instructies gaf over hoe zij haar psychologisch onderzoek moest uitvoeren, en afspraken maakt met AG advocaat Fréderic Busschaert en collega-gerechtsdeskundige Philippe Tack nu zij beiden in koor op 3 juni tov de rechter en 3 griffiers verklaarden over ‘bewijzen’ (van wie gekregen dan?) ‘voorafbestaande toestand’ te beschikken?”

Dat eiseres aldus aan derde verweerder verwijt partijdig en vooringenomen te zijn geweest, nu hij afspraken zou hebben gemaakt met AG en andere actoren in dit dossier;

Dat eiseres er evenwel niet in slaagt deze insinuaties op afdoende wijze te bewijzen;

Dat de aantijgingen van eiseres loutere beweringen betreffen en eiseres geen enkel bewijs voorlegt tot staving van deze beweringen;

  1. Wat het weigeren van de opdracht en het tegensprekelijk karakter betreft

Overwegende dat Dr. MEERSMAN zijn opdracht had moeten weigeren, volgens eiseres, en het tegensprekelijk karakter van de expertisewerkzaamheden niet zou hebben gerespecteerd;

Dat eiseres evenwel geen wettelijke reden aanvoert waaruit blijkt dat derde verweerder deze opdracht niet had mogen aanvaarden;

Dat eiseres evenmin het bewijs levert van enig feit waaruit blijkt dat het tegensprekelijk karakter van de expertisewerkzaamheden zou zijn geschonden;

Dat ook wat deze twee aspecten betreft er dus geen enkel bewijs wordt voorgelegd van de beweringen van eiseres;

  1. Wat de toegang tot het medisch dossier betreft

Overwegende dat mevrouw SANTENS beweert dat Dr. MEERSMAN ongeoorloofd toegang zou hebben genomen tot haar elektronisch patiëntendossier;

Dat mevrouw SANTENS bij aanvang van het onderzoek bij Dr. MEERSMAN meldde dat zij hem lang geleden reeds had geconsulteerd, maar zij hier geen problemen in zag met het oog op het verdere verloop van de procedure;

Dat Dr. MEERSMAN vervolgens zijn persoonlijk dossier in het AZ Groeninge heeft ingekeken om na te gaan of het vroeger medisch contact enige relatie vormde met de feiten van het ongeval;

Dat dit niet het geval bleek en het onderzoek dus kon worden verdergezet;

Dat dergelijke inzage gebeurde in aanwezigheid en met toestemming van mevrouw SANTENS;

Overwegende dat deze problematiek overigens werd voorgelegd aan de Orde der Artsen naar aanleiding van de klacht van mevrouw SANTENS, maar de Orde besliste deze zaak zonder gevolg te laten (zie stuk nr. 5);

Dat er dus in geen geval sprake is van enige ongeoorloofde toegang tot het medisch dossier van mevrouw SANTENS;

Overwegende dat mevrouw SANTENS derde verweerder zelfs beschuldigt van manipulatie en wijziging van het medisch dossier;

Dat zij hiervoor geen enkel objectief bewijs levert;

Dat er dus absoluut geen sprake is van enige manipulatie door Dr. MEERSMAN;

  1. Ten aanzien van vierde verweerder (Prof. VERSTRAETE)

Overwegende dat vierde verweerder optrad als sapiteur in het kader van het eerste deskundigenonderzoek onder leiding van Dr. VERSTRAELEN;

Dat vierde verweerder, zijnde Prof. VERSTRAETE, een autoriteit is op het vlak van Radiologie, nu hij niet alleen Hoogleraar Radiologie is aan de Universiteit Gent, maar voorts ook Academisch Hoofd van de Dienst Radiologie van het UZ Gent en erkend Geneesheer-Specialist in de Verzekeringsgeneeskunde en Medische Expertise;

Dat hij reeds 25 jaar ervaring heeft in de musculoskeletale radiologie en meer dan tien jaar ervaring in de Verzekeringsgeneeskunde en Medische Expertise;

Dat eerste verweerder, Dr. VERSTRAELEN, als deskundige aangesteld door de Politierechtbank van Kortrijk, een beroep wenste te doen op het deskundige advies van Prof. VERSTRAETE en hem vroeg drie diachronische studies van de cervicale wervelzuil uit te voeren;

  1. Wat het onjuist karakter van het deskundig advies betreft

Overwegende dat eiseres vierde verweerder ten eerste verwijt een onjuist deskundigenverslag te hebben opgesteld;

Overwegende dat mevrouw SANTENS meerdere verslagen (van Dr. BOLT, Dr. LAFOSSE, Dr. VAN WALLEGHEM, Dr. VERSTRAETEN, Dr. VERBRAKEN e.a.) aanvoert waarmee ze tracht te staven dat er wel degelijk een cervicaal trauma aanwezig was en Prof. VERSTRAELEN bijgevolg tot het verkeerde besluit zou zijn gekomen;

Dat enerzijds geen enkele van bovenvernoemde experten de titel van radioloog bezit en deze opinies bijgevolg van geen enkele waarde zijn;

Dat de door eiseres voorgestelde verslagen dan ook in geen geval het bewijs leveren dat het deskundig advies van vierde verweerder niet correct zou zijn geweest;

Overwegende dat anderzijds meerdere erkende radiologen, zoals Prof. CASSELMAN en Prof. DEMAEREL, het standpunt van Prof. VERSTRAETE wél bevestigen;

Dat deze radiologen namelijk eveneens zijn opgetreden als deskundige in het dossier van mevrouw SANTENS en tot het zelfde besluit als Prof. VERSTRAETE zijn gekomen;

Overwegende dat, zelfs al zou vierde verweerder tot het verkeerde besluit zijn gekomen (quod non!), een verkeerde diagnose geen fout uitmaakt;

Dat dit meermaals door de rechtspraak werd bevestigd (zie supra 1.1);

  1. Wat de partijdigheid, vakonbekwaamheid en vooringenomenheid betreft

Overwegende dat eiseres in haar dagvaarding schrijft dat vierde verweerder blijk zou hebben gegeven van partijdigheid, hetzij vakonbekwaamheid, hetzij vooringenomenheid, hetzij onvolledigheid, hetzij samenwerking met AG Insurance of negende verweerder of een combinatie van deze en/ of andere zaken;

Dat vierde verweerder zijn opdrachten steeds op neutrale en onafhankelijke wijze uitvoert;

Dat dit ook blijkt uit de eedformule (“Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten nauwgezet en eerlijk vervuld heb”) op het einde van elke studie;

Dat de aantijgingen van eiseres loutere beweringen betreffen en eiseres geen enkel bewijs voorlegt tot staving van deze beweringen;

  1. Wat het weigeren van de opdracht en het tegensprekelijk karakter betreft

Overwegende dat Prof. VERSTRAETE zijn opdracht had moeten weigeren, volgens eiseres, en het tegensprekelijk karakter van de expertisewerkzaamheden niet zou hebben gerespecteerd;

Dat eiseres evenwel geen wettelijke reden aanvoert waaruit blijkt dat Prof. VERSTRAETE deze opdracht niet had mogen aanvaarden;

Dat eiseres evenmin het bewijs levert van enig feit waaruit blijkt dat het tegensprekelijk karakter van de expertisewerkzaamheden zou zijn geschonden;

Overwegende dat vierde verweerder steeds een neutrale houding heeft aangenomen in het dossier van eiseres en dit ook blijkt uit de stukken (zie stuk nr. 2);

Dat eiseres daarentegen allerminst een serene houding aanneemt in de ganse procedure en een bedreigende houding aanneemt t.a.v. vierde verweerder (zie stuk nr. 3);

Dat ook wat deze twee aspecten betreft er dus geen enkel bewijs wordt voorgelegd van de beweringen van eiseres;

  1. Ten aanzien van vijfde verweerder (Dr. TACK)

Overwegende dat vijfde verweerder optrad als gerechtsdeskundige in het kader van het tweede deskundigenonderzoek ;

Dat vijfde verweerder niet alleen gespecialiseerd is in de neurologie en de klinische neurofysiologie, maar voorts een jarenlange ervaring heeft in de verzekeringsgeneeskunde en medische expertises;

Overwegende dat de Politierechtbank te Kortrijk, wegens onvrede vanwege mevrouw SANTENS omtrent de expertisebesluiten en gezien er nieuwe radiologische stukken werden voorgelegd, na afloop van de expertise onder leiding van Dr. VERSTRAELEN, heeft besloten tot aanstelling van een nieuwe deskundige;

Dat Dr. TACK bij vonnis van de Politierechtbank te Kortrijk werd aangesteld en zijn eindverslag heeft neergelegd op 8 juni 2015;

  1. Wat het onjuist karakter van het deskundig advies betreft

Overwegende dat eiseres vijfde verweerder ten eerste verwijt een onjuist deskundigenverslag te hebben opgesteld;

Overwegende dat de opdracht van Dr. TACK er onder meer in bestond na te gaan of het deskundigenverslag na de eerste expertise onder leiding van Dr. VERSTRAELEN tot een correct besluit kwam en de rechtbank het nodige technisch advies te geven;

Dat Dr. TACK uiteindelijk tot het besluit komt dat er geen wijzigingen dienen te worden aangebracht aan het advies van Dr. VERSTRAELEN (zie stuk nr. 8: brief aan de politierechtbank);

Dat het toch opmerkelijk is dat, hoewel alle deskundigen en hun sapiteurs tot hetzelfde besluit komen, dit deskundig advies foutief zou zijn;

Dat mevrouw SANTENS er niet in slaagt het bewijs te leveren van de onjuistheid van de verschillende deskundigenverslagen;

Overwegende dat mevrouw SANTENS zelfs een klacht heeft neergelegd bij de Orde Der Artsen;

Dat de Raad de beslissing heeft genomen deze zaak zonder verder gevolg te laten (zie stuk nr. 6);

Dat hieruit kan worden afgeleid dat Dr. TACK steeds correct heeft gehandeld;

Overwegende dat mevrouw SANTENS daarenboven een strafklacht heeft ingediend lastens Dr. TACK;

Dat ook deze klacht werd geseponeerd door de Procureur des Konings te KORTRIJK (zie stuk nr. 7);

Dat eiseres aldus allerhande aantijgingen richt tot Dr. TACK, zonder hiervoor enig bewijs aan te leveren;

  1. Wat de partijdigheid, vakonbekwaamheid en vooringenomenheid betreft

Overwegende dat eiseres in haar dagvaarding schrijft dat vijfde verweerder blijk zou hebben gegeven van partijdigheid, hetzij vakonbekwaamheid, hetzij vooringenomenheid, hetzij onvolledigheid, hetzij samenwerking met AG Insurance of negende verweerder, hetzij vijandigheid, of een combinatie van deze en/ of andere zaken;

Dat vijfde verweerder zijn opdrachten steeds op neutrale en onafhankelijke wijze uitvoert;

Dat de aantijgingen van eiseres loutere beweringen betreffen en eiseres geen enkel bewijs voorlegt tot staving van deze beweringen;

  1. Wat het weigeren van de opdracht en het tegensprekelijk karakter betreft

Overwegende dat Dr. TACK zijn opdracht had moeten weigeren, volgens eiseres, en het tegensprekelijk karakter van de expertisewerkzaamheden niet zou hebben gerespecteerd;

Dat eiseres evenwel geen wettelijke reden aanvoert waaruit blijkt dat vijfde verweerder deze opdracht niet had mogen aanvaarden;

Dat eiseres evenmin het bewijs levert van enig feit waaruit blijkt dat het tegensprekelijk karakter van de expertisewerkzaamheden zou zijn geschonden;

Dat Dr. TACK alle gegevens die hem werden overgemaakt op een CD-ROM heeft geplaatst en deze documenten bij het eindverslag werden gevoegd;

Dat ook wat deze twee aspecten betreft er dus geen enkel bewijs wordt voorgelegd van de beweringen van eiseres;

b.- Wat de beweerde schade betreft.

Overwegende dat eiseres in haar dagvaarding tal van schadeposten vooropstelt;

Dat de schade die eiseres beweert te hebben geleden evenwel het gevolg is van haar ongeval en niet van een mogelijke fout in hoofde van tweede t.e.m. vijfde verweerder;

Dat deze schade evenwel reeds werd vergoed in het kader van haar oorspronkelijke procedure voor de Politierechtbank Kortrijk;

Overwegende dat aan eiseres, ter vergoeding van deze schade, reeds een totale schadevergoeding ten belope van € 35.000 werd toegekend bij vonnis van de Politierechtbank Kortrijk d.d. 27 april 2016;

Dat eiseres geen hoger beroep heeft aangetekend tegen dit vonnis;

Dat eiseres met deze houding dan ook impliciet te kennen geeft dat ze de toegekende schadevergoeding in overeenstemming acht met de geleden schade;

Overwegende dus dat eiseres geen bewijs levert van enige schade in causaal verband met mogelijk foutief gedrag in hoofde van tweede t.e.m. vijfde verweerder;

c.- Geen zeker oorzakelijk verband.

Overwegende dat, om te besluiten tot aansprakelijkheid in hoofde van verweerders, niet alleen het bewijs van een fout en schade is vereist, maar dat bovendien het causaal verband tussen deze fout en de geleden schade dient te worden vastgesteld;

Dat het aan eiseres toekomt dit zeker causaal verband te bewijzen;

Dat eiseres m.a.w. moet aantonen dat de rechter tot een ander besluit was gekomen indien het deskundigenverslag niet was behept met een fout (R. DALCQ, ‘Mélanges. Responsabilités et assurances.’, Bruxelles, Larcier, 1994, 262);

Dat eiseres er niet in slaagt dit bewijs van enig causaal verband te leveren;

Dat er bijgevolg geen sprake is van enige aansprakelijkheid in hoofde van verzekerde van verweerster;

Dat het dan ook past de vordering tot enige veroordeling ongegrond te verklaren;

C.- IN MEER ONDERGESCHIKTE ORDE, WAT DE TEGENVORDERING BETREFT (DERDE MIDDEL)

1.- Overwegende dat eiseres na haar verkeersongeval op 22 september 2010 een procedure voor de Politierechtbank te Kortrijk heeft opgestart;

Dat aan eiseres bij vonnis van 27 april 2016 een schadevergoeding van € 35.000 werd toegekend;

Dat eiseres zich klaarblijkelijk kon vinden in voormeld vonnis, nu ze hiertegen geen hoger beroep heeft aangetekend;

2.- Overwegende dat eiseres reeds jarenlang een strijd voert tegen tal van artsen en verzekeringsmaatschappijen, via haar website ‘Stopmisbruikverzekeringen’;

Dat eiseres via deze website de goede reputatie van tal van artsen op het spel zet;

Dat de aantijgingen louter gesteund worden op verklaringen en getuigenissen van zogenaamde ‘lotgenoten’, maar er geen enkel objectief bewijs wordt geleverd van voorafgaande afspraken, vooringenomenheid of welke samenzwering dan ook;

3.- Overwegende dat uit meerdere psychologische en psychiatrische verslagen blijkt dat de verklaringen van eiseres ‘met een korrel zout’ genomen moeten worden;

Dat dit onder meer blijkt uit het deskundig verslag van Dr. BAEKE (zie stuk nr. 2 van eiseres):

“Mevrouw SANTENS Anke is een normaal begaafde vrouw, met een uitgesproken persoonlijkheidsstoornis, die gedomineerd wordt door narcistische en theatrale trekken. Er is geen verdere psychopathologie.

Het psychiatrisch onderzoek – aangevuld door een MCMI-persoonlijkheidsonderzoek en het neuropsychologisch testonderzoek – geeft voldoende aanwijzingen om de somatische arts te verwittigen dat voorzichtigheid geboden is bij het begroten van het klachtenpatroon. Er is minstens aggravatie, mogelijks simulatie.”

Overwegende dat in de wetenschappelijke literatuur deze overdreven gedragingen worden omschreven als ‘querulantenwaan’ (P.R.M. TEWARIE en R. VAN DER ZWAARD, Van querulantenneurose tot querulantenwaan: de psychopathologische aspecten van volhardend disfunctioneel klagen, Tijdschrift voor psychiatrie 2016, 30-37) (zie stuk nr. 9):

“Justitiële en andere overheidsinstanties worden echter meer dan ooit beziggehouden door mensen die vanuit een miskend rechtsgevoel vastlopen in een langdurige procesvoering.”

“Nog steeds is het echter zo dat vooral het justitiële apparaat en andere overheidsinstanties belast worden door mensen die zich ernstig miskend voelen in hun rechtsgevoel. De overtuiging gelijk te hebben, maar niet te krijgen kan leiden tot een langdurige, vaak schriftelijke procesvoering en soms ook tot dreigementen met – of het daadwerkelijk plegen van – geweld.”

“Querulant gedrag omvat een persisterende en disproportionele zoektocht naar erkenning of verontschuldiging ten gevolge van vermeend of reëel verlies.”

“Wat ons betreft heeft het begrip wel degelijk relevantie omdat de querulante patiënt veel schade lijdt op economisch, sociaal en persoonlijk vlak, gepaard met verminderd functioneren en lijden van zijn omgeving. Daarnaast brengt querulant gedrag veel administratieve last voor de klachtbehandelaars (Laster 2004), financieel maatschappelijke schade en kan gevaar optreden in de zin van dreigementen, mishandeling en/of suïcide.”

4.- Overwegende dat deze ‘drang tot het voeren van procedures’ in hoofde van eiseres voor verweerders aanleiding geeft tot een stevig kostenplaatje;

Dat het dientengevolge noodzakelijk is om een krachtige boodschap te zenden zodat deze praktijken een halt worden toegeroepen;

Dat het gezien de insolvabele toestand van appellante echter niet mogelijk is om haar via hoge financiële bestraffingen op het rechte pad te brengen;

Overwegende dat aldus een symbolische straf wordt gevraagd, zodat de rechters die in de toekomst geadieerd worden door eiseres haar vordering meteen naar juiste waarde kunnen schatten;

5.- Overwegende dat het aldus past appellante te veroordelen tot een symbolische schadevergoeding van € 1,00 wegens tergend en roekeloos procedureel handelen;

OM DEZE REDENEN,

en alle andere te laten gelden in de loop van het geding,

en zonder enige nadelige erkentenis,

BEHAGE HET DE RECHTBANK,

In hoofdorde, te besluiten tot onontvankelijkheid van de procedure wegens schending van het gezag van gewijsde;

In ondergeschikte orde, de vordering tot betaling van enig bedrag indien ontvankelijk, deze ongegrond te verklaren;

In meer ondergeschikte orde, na de tegeneis ontvankelijk en gegrond te hebben verklaard, verweerster op tegeneis te veroordelen tot 1,00 € wegens tergend en roekeloos geding;

Brussel, 17 mei 2017

Voor verweerders, hun raadsman,

Mr. Philippe DE SMET

Advocaat bij de Balie te BRUSSEL

Kosten:

Rechtsplegingsvergoeding (basisbedrag): € 18.000,00

INVENTARIS DER STUKKEN

  1. Brief mevrouw SANTENS d.d. 25 september 2014;

  2. Briefwisseling tussen mevrouw SANTENS en Prof. VERSTRAETE d.d. 24 januari 2012;

  3. Briefwisseling tussen mevrouw SANTENS en Prof. VERSTRAETE d.d. januari 2014;

  4. Dreigbrief van mevrouw SANTENS aan Dr. MEERSMAN d.d. 30 september 2015;

  5. Brief Orde Der Artsen d.d. 4 februari 2016;

  6. Brief Orde Der Artsen d.d. 2 september 2015;

  7. Brief d.d. 22 juni 2016 tot kennisgeving van de seponering van de strafklacht t.a.v. Dr. TACK;

  8. Brief van Dr. TACK aan Politierechter VANPAEMEL d.d. 15 februari 2015;

  9. P.R.M. TEWARIE en R. VAN DER ZWAARD, Van querulantenneurose tot querulantenwaan: de psychopathologische aspecten van volhardend disfunctioneel klagen, Tijdschrift voor psychiatrie 2016, 30-37;

Featured Posts
Recent Posts
bottom of page