Politiek en verzekeringen : Bart Tommelein, voormalig topman AXA, voerde GEEN onderzoek naar inbreuk
Bart Tommelein was als Staatssecretaris ook verantwoordelijk voor de Privacy Commissie.
Die Privacy Commissie liet in 2016 aan het parlement weten dat er een "onderzoek" gaande was naar het systematisch inbreken in medische databases van ziekenhuizen door verzekeringsartsen.
Hierbij "verdwijnen" medische verslagen of worden ze aangepast, steeds in het nadeel van een ongevalsslachtoffer.
Intussen werd Bart Tommelein vervangen door Philippe De Backer.
Deze verzekeringskwestie blijkt nog steeds geen prioriteit te zijn voor de Privacy Commissie. Ze stelde strafbare feiten vast, maar liet na deze te onderzoeken. Nochtans voorziet de wet dat de Privacy Commissie het parket moet inlichten als zij strafbare feiten vast stelt. Kabinet Geens liet deze week weten dat de bedrogdossiers "nooit onderzocht" zouden worden.
Bart Tommelein zal de laatste zijn die een onderzoek vraagt naar de verzekerings(wan)praktijken. Hij was van nabij betrokken bij de fusie tussen Anhyp en Ippa Bank in 1998-'99 tot AXA, wat het verlies van 478 arbeidsplaatsen veroorzaakte. Vervolgens promoveerde hij tot distributiedirecteur bij AXA, een functie die hij uitoefende van 1998 tot 2000.
Het officiële standpunt van de Privacy Commissie leest u hier:
MIJNHEER PHILIPPE DE BACKER
STAATSSECRETARIS VOOR DE BESTRIJDING VAN DE SOCIALE FRAUDE, PRIVACY EN NOORDZEE, TOEGEVOEGD AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN VOLKSGEZONDHEID
Antwoord op de parlementaire vraag nr.234, gesteld op 20/06/2016 door de heer Stefaan VAN HECKE, Volksvertegenwoordiger, gericht aan Mijnheer Philippe DE BACKER, Staatssecretaris voor de Bestrijding van de Sociale Fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
1/ De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (« hierna Privacycommissie ») meldt mij dat het deze problematiek inderdaad onderzoekt in het kader van drie vragen die het hierover heeft ontvangen. Twee van deze vragen betreffen een eerder algemene bekommernis omtrent misbruik van patiëntengegevens door verzekeringsartsen, zonder dat daarbij sprake is van een welbepaald dossier.
Een derde vraag betreft wel een concreet dossier waarbij de betrokken patiënt zich bevraagt omtrent effectieve actiemogelijkheden bij misbruik van gezondheidsgegevens door verzekeringsartsen. De Privacycommissie kan op dit ogenblik nog geen elementen meedelen over de uitkomst van dit dossier vermits het bijkomende documentatie heeft gevraagd aan de betrokken patiënt.
In de drie dossiers bezorgde de Privacycommissie echter wel reeds een inhoudelijke feedback waarmee het kader van de problematiek wordt geschetst. Die feedback kan herleid worden tot volgende punten :
een verzekeringsarts die zich toegang verschaft tot het dossier van een patiënt waarmee hij/zij geen therapeutische relatie heeft schendt de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens(« hierna Privacywet »);
het is aan het ziekenhuis om de gepaste technische en organisatorische maatregelen te treffen voor de bescherming van patiëntendossiers tegen verlies, diefstal of ongeoorloofd gebruik;
gebeurt dit toch dan begaat de persoon die zich op onrechtmatige wijze toegang heeft verschaft tot het dossier een inbreuk op de Privacywet hetgeen strafbaar is op basis van de artikelen 550bis e.v. van het Strafwetboek;
ieder ziekenhuis dient zijn artsen tevens te wijzen op de deontologische code. Het melden van hun activiteit als verzekeringsarts plaatst een ziekenhuis in de mogelijkheid om een controle uit te oefenen op de toegangsrechten.
2/ Ik zal het onderzoek van de Privacycommissie afwachten maar ik beschik op dit ogenblik niet over enige aanwijzingen dat een verstrenging van de reglementaire bepalingen inzake toegang tot het patiëntendossier en de uitwisseling van deze gegevens noodzakelijk is. Eerder lijkt het mij dat de nadruk verder moet gelegd worden op een responsabilisering van de betrokken actoren, de artsen en ziekenhuizen in de eerste plaats. Dit sluit trouwens perfect aan bij de principes van de recent aangenomen Europese Privacyverordening. In dat opzicht wens ik nog te wijzen op het feit dat het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid momenteel een aanbeveling uitwerkt, in samenwerking met de Orde van Geneesheren, waarin onder meer voormelde principes verduidelijkt zullen worden.
Voor individuele gevallen van misbruik kan een gedupeerde patiënt steeds klacht indienen bij de politie, het parket of de Privacycommissie. Voor zover de klacht ontvankelijk is zal de Privacycommissie door bemiddeling tot een minnelijke schikking tussen de betrokken partijen trachten te komen.