Advocaat: kritiek en oplossingen mbt wetsvoorstel Koen Geens - Nationaal Register
1. Het nationaal register voor gerechtsdeskundigen
1 Op zichzelf is het reeds een grote stap vooruit dat deskundigen zullen moeten
vermelden voor welke verzekeringsmaatschappijen zij werkzaam zijn. Ik neem toch aan dat volgens de huidige wetgeving de verplichting bestaat om te vermelden voor welke verzekeringsmaatschappijen opdrachten worden uitgevoerd. Dit laat alvast de rechtbanken toe om een deskundige te weigeren wanneer deze regelmatig opdrachten uitvoert voor een verzekeringsmaatschappij die in deze welbepaalde zaak de schadevergoeding moet betalen.
Zoals u weet is dit toch wel het ergerlijkste probleem van de aanstelling van deskundigen : vaak staat de rechtbank een deskundige aan die dag in dag uit werkzaam is voor de tegenpartij…
1.2 Ik vrees dat de termijn van 5 jaar mede ingegeven is door de vaststelling dat er
uiterst weinig onafhankelijke deskundigen in België bestaan. Hoe kan een dergelijke
onafhankelijke deskundige voldoende opdrachten binnenhalen ?
Mogelijks bestaat er een andere goede reden voor deze verlengde termijn en dit zou toch moeten worden nagegaan.
Uiteraard geldt de vaststelling dat de termijn dermate lang is dat ook de volgende regering haar fiat zal moeten geven, wat ver van zeker is…
2. Aanstelling in strafzaken dan wel in burgerlijke zaken
2.1 Vooreerst moet worden benadrukt dat de meeste advocaten nog steeds de gewoonte
hanteren om zich burgerlijke partij te stellen tegen de beklaagde, ten einde alzo de
volledige vergoeding voor de schade veroorzaakt door de beklaagde te bekomen. In
een dergelijk geval zijn de regels van het strafprocesrecht van toepassing en in
principe niet de regels van het Gerechtelijk Wetboek.
In dit kader wil ik u nog laten weten dat ik een tiental jaren geleden naar de Minister van Justitie het volgende voorstel heb gericht : de Politierechter die op strafrechtelijk gebied oordeelt moet daarbij de regels van het strafrecht en van het strafprocesrecht volgen ; maar van zodra hij een beslissing neemt op burgerrechtelijk gebied gelden in die mate de regels van het burgerlijk procesrecht (zijnde vooral de regels van het Gerechtelijk Wetboek). Mijn voorstel werd destijds een paar jaar later grotendeels gevolgd, in die zin dat men ook na een burgerlijke-partijstelling de regeling van de procedure kan vragen, dat ook aan de burgerlijke partij rechtsplegingsvergoeding moet worden betaald, e.d. Maar de essentie van mijn voorstel is nog steeds niet wet geworden.
2.2 De regels van onpartijdigheid en onafhankelijkheid dienen volgens mij evenzeer te
gelden in strafzaken. Het gebeurt maar al te vaak dat een strafrechtelijk onderzoek
kan beslissen of een verzekeringsmaatschappij al dan niet zal moeten overgaan tot
vergoeding van de schade. Enkele voorbeelden : als het huis opzettelijk in brand
werd gestoken, als de slagen en verwondingen opzettelijk zijn toegebracht of door
de eigen schuld zijn toegebracht, als het beschadigde voertuig gestolen was, en zo
meer, dan ontsnapt de verzekeringsmaatschappij doorgaans aan de gehoudenheid om
de schade te vergoeden.
Op zichzelf is het dus niet negatief dat de regels van het Gerechtelijk Wetboek grotendeels toepasselijk worden voor deskundigen in strafzaken. Mogelijks dienen dan wel nog een paar uitzonderingen daarop te worden voorzien, zoals aangaande de verplichting om de opdracht uit te voeren. Maar ik stel mij de vraag of een dergelijke verplichting nog van deze tijd is en of de overheid niet beter zou overgaan tot het betalen van een redelijke vergoeding aan de experten.
3. De rechtsbijstandsverzekering
3.1 Mocht deze verplicht worden voor de meest voorkomende gevallen en met een
voldoende hoog plafond, dan zou inderdaad reeds heel wat onheil worden vermeden.
Mogelijks zou de overheid bereid moeten zijn om de premies voor de rechtsbijstandsverzekering ten laste te nemen, als een onderdeel van de sociale zekerheid.
3.2 Thans is het in feite de rechtsbijstandsverzekeraar zelf die beslist welke kosten van
verdediging mogen worden gemaakt. Sommige rechtsbijstandsverzekeraars
weigeren al te lang de tussenkomst van een raadsgeneesheer of van een advocaat.
Deze willekeur zou moeten worden ingetoomd.
Ik stel meerbepaald voor dat de rechtsbijstandsverzekeraar aan de benadeelde moet toestaan dat een eigen raadgevende expert – zoals in het bijzonder een raadsgeneesheer of een raadgevende voertuigexpert – wordt aangesteld door de benadeelde van zodra het duidelijk is dat de benadeelde niet akkoord kan gaan met de zienswijze van de vergoedingsplichtige verzekeringsmaatschappij. Dus van zodra de benadeelde opwerpt dat hij het voorstel tot vergoeding van de voertuigschade of de voorgestelde medische besluiten niet kan aanvaarden, moet de rechtsbijstandsverzekeraar de bijstand door een eigen raadgevende expert aanvaarden.
In dezelfde zin kan men stellen dat de rechtsbijstandsverzekeraar de tussenkomst van een advocaat moet aanvaarden van zodra de benadeelde wordt geconfronteerd met een voorstel tot schaderegeling. Hij moet dus wel degelijk het recht hebben om dit voorstel te laten controleren door een advocaat.
4. Een onafhankelijke controle-orgaan
Tot eind 2006 kon men een klacht indienen tegen een verzekeringsmaatschappij bij de dienst Consumentenzaken van de Commissie voor Bank-, Financiën- en Assurantiewezen (C.B.F.A.). Bij het Koninklijk Besluit van 21 juni 2006 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 22 februari 1991 betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen wordt de mogelijkheid om nog klacht in te dienen bij het C.B.F.A. afgeschaft. Hierdoor kan een verzekerde geen klacht meer neerleggen bij het C.B.F.A. Deze leverde tot dan toe nochtans degelijk werk bij de behandeling van klachten van verzekerden omtrent de ondeugdelijke uitvoering van een verzekeringsovereenkomst.
Wanneer de rechtsbijstandsverzekeraar maar bleef weigeren om de tussenkomst van een advocaat toe te staan, wanneer een verzekeringsmaatschappij haar verplichtingen al te beperkt interpreteerde, of dergelijke, dan kon men tot eind 2006 terecht bij het C.B.F.A. Daar werden de klachten wel degelijk op een grondige wijze bekeken en ging de dossierbeheerster (als ik mij niet vergis meestal Mevr. Verdonck) over tot het bemiddelen in deze zaak, waarbij het C.B.F.A. duidelijk liet verstaan welke oplossing zijzelf voorstond. Het C.B.F.A. had trouwens heel wat sanctiemogelijkheden tegenover de onwillige verzekeringsmaatschappij. De krant “De Standaard” schreef op 5 mei 2011 dat er niet minder dan 3.786 klachten waren behandeld in 2010, wat toch duidelijk maakt dat het C.B.F.A. zeer nuttig was.
De wetgever heeft de mogelijkheid van tussenkomsten door het C.B.F.A. afgeschaft bij voormeld K.B., met de redengeving dat men de klachten ook kan neerleggen bij het Belgisch Verbond van Verzekeringsondernemingen (B.V.V.O.), zijnde het huidige Assuralia. Thans moet men dus in feite bij de duivel te biechte gaan…
Het zou uiteraard aangewezen zijn dat deze controledienst van de verzekeringsondernemingen opnieuw zou worden opgericht.
Hierbij wil ik nog verduidelijken dat ik vaak beroep heb gedaan op de tussenkomst van de C.B.F.A., doorgaans met een positief resultaat.
Eerlijke advocaat nodig ? Stuur ons een mailtje.