Het verloop van een RIZIV controle
Het begon toen enkele weken geleden de bel ging. Ik verwachtte niemand maar strompelde toch de trap af. Toen ik de deur opende zag ik nog net de fietstas van de postbode, de man zelf was al bezig met het vullen van de brievenbus van de buren. Toen hij me zag keerde hij op zijn stappen terug. Hij had een aangetekend schrijven voor me. Ik verstijfde meteen want dergelijke brieven bevatten zelden goed nieuws. En zo bleek. Het was een uitnodiging om voor de geneeskundige raad van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, kort gezegd het RIZIV, te verschijnen. Ik brak. En dat was lang geleden. De tranen sprongen me in de ogen en ik slaagde er maar niet in ze te doen stoppen. Huilen, overgeven, buikpijn en dat voor uren aan een stuk. En dat allemaal voor een stomme brief.
Even wat achtergrond, voor jullie me verslijten als een ongeloofijke huilebalk.
Ik ben in ziekteverlof sinds één maart 2013, intussen dus meer dan een jaar. Gedurende dat jaar moest ik een keer of vier verschijnen voor de controlegeneesheer van de mutualiteit waarbij ik ben aangesloten, in mijn geval is dat de christelijke. Daar trof ik een dokter die weliswaar kritisch was naar mijn vooruitgang en de stappen die ik zette om mijn ziekte in de goede richting te doen evolueren, maar die zijn werk deed op een heel menselijke en doorvoelde manier. Op mijn laatste bezoek, ergens in de loop van februari, vertelde hij me dat mijn dossier vanaf maart zou overgeheveld worden naar het RIZIV. Hij beloofde me een positief verslag op te maken, met de aanbeveling om mijn uitkering gewoon te laten doorlopen omdat ik bewees dat ik er alles aan deed om weer beter te worden maar dat werken er echt niet in zat op dit moment. Hij legde me ook dat ik volgens de procedure bij twijfel zou uitgenodigd worden voor een onderzoek door de geneeskundige raad. Maar dat hij dacht dat dit in mijn geval, gezien mijn medisch dossier en zijn aanbevelingsbrief, niet nodig zou zijn. Ondanks dat was ik, gezien het feit dat ik aan fibromyalgie lijd en de meningen bij dokters daarover nogal verdeeld zijn, wel enigszins voorbereid op dergelijke uitnodiging. Maar ik had niet verwacht dat ze er twee maanden over zouden doen om te beslissen of ze me al dan niet wilden zien. Wel dus.
Toen ik die brief in handen kreeg stortte mijn wereld dan ook heel even in. Het feit dat er getwijfeld werd aan het feit dat ik écht ziek ben, anders hadden ze me niet uitgenodigd, deed nog het meeste pijn. Want waarom zou een jonge vrouw van achtentwintig ervoor kiezen om bijna continu alleen te zijn en opgesloten te zitten tussen de vier muren van haar eigen huis behalve wanneer er iemand op bezoek komt of haar naar buiten haalt? Waarom zou een jonge vrouw van achtentwintig bewust kiezen om al haar dromen op te geven? Waarom zou een een jonge vrouw van achtentwintig, als kind verslaafd aan sport, de keuze maken om een zo goed als volledig immobiel leven te leiden? Waarom zou een jonge vrouw van achtentwintig zich dagelijks volproppen met pijnstillers, waar je een paard mee omver krijgt en haar hele binnenkant van overhoop ligt, om alleen maar de dag door te komen en ‘s nachts een beetje te kunnen slapen? Zomaar? Voor een beetje aandacht? Ik heb een geweldig sociaal netwerk met fantastische vrienden. Is er écht iemand die gelooft dat ik ervan geniet om op een afstandje te kijken naar hoe zij rondom mij feesten, de reizen maken waar ik van droom, hun goesting doen, zich amuseren, jong zijn, leven, kindjes krijgen? En zijn er mensen die geloven dat iemand meer dan tien jaar kan spelen dat ze pijn heeft en dat die pijn steeds erger wordt en zich verspreidt doorheen haar hele lichaam? Of mensen die denken dat het mogelijk is om jarenlang de rol te spelen van iemand die weent om de ellendigheid van haar bestaan en de ondraaglijke pijn zonder in al die jaren ook maar één keer uit haar rol te vallen? Echt? Iemand? Behalve dat waren er ook nog de talrijke horrorverhalen van lotgenoten die hun uitkering op exact deze wijze verloren die me aan het wankelen brachten. En mijn eigen ervaringen bij vergelijkbare instanties enkele jaren geleden. Het smeken om erkenning.
Het vooruitzicht naar het alweer moeten herhalen van hetzelfde verhaal, van het moeten overtuigen van mensen dat ik een heel dynamisch iemand ben die haar werk altijd met veel liefde en goesting gedaan heeft, die nog bijna elke dag een moeilijk moment heeft omdat ze dat werk nu niet meer kan uitvoeren. Gelukkig heb ik een psycholoog ‘on demand’ die, thank God, op dat moment een uurtje tijd had om langs te komen en me mijn verhaal te laten doen. En het feit dat ik de ruimte kreeg om mijn relaas, mijn angsten, mijn hevige paniek te uiten maakte me op slag een stuk rustiger. Ik had mezelf gek gemaakt en conclusies getrokken die totaal geen steek hielden, of toch niet op dit moment. Mijn hele toekomstperspectief, waaraan ik net weer voorzichtig was beginnen bouwen, lag aan diggelen door één stomme brief.
En toen was het moment daar, donderdag vijftien mei 2014. Ze verwachtten mij om half twee in de namiddag. Slapen kon ik niet die nacht, iets eten de dag zelf nog veel minder. Bas had zich vrijgemaakt zodat hij met me mee kon gaan, ik had mijn koene ridder echt aan mijn zijde nodig. En als hij er moet zijn is hij er, altijd, onvoorwaardelijk. In de wachtzaal had ik het warm en koud tegelijk. Ik wist niet wat te verwachten, ik trilde als een riet met mijn medisch dossier op schoot. Een map met tientallen verslagen van dokters, specialisten, mijn psycholoog, kinesist en zelfs mijn werkgeefster die, toen ze hoorde dat ik me moest aanmelden, meteen uit eigen beweging was beginnen schrijven. En toen riepen ze ons binnen.
Een witte kamer, een bureau met daarachter drie mensen, allen artsen nam ik aan. Ik knikte vriendelijk en zei ‘goedemiddag’ want dat doe je, had ik altijd geleerd. Maar daar hadden de andere aanwezigen duidelijk een ander idee over. Geen knik, geen glimlach, geen voorstelling. Meteen de eerste vraag. En de tweededederdedevierde. Want zo ging het. Drie mensen achter een tafel die tegelijk hun vragen op je afvuren, door elkaar, zonder te luisteren naar elkaar of je antwoorden. Zo vroeg één van hen me of ik nog psychotherapie volgde en hoe dikwijls. Terwijl ik antwoordde dat mijn psycholoog tot een tweetal maanden geleden wekelijks kwam en sindsdien één à twee keer per maand, kreeg ik van de dokter ernaast exact dezelfde vraag te horen. Ik was nog niet eens uitgepraat. Ik voelde me nog een duim hoog.
Het voelde alsof ik ondervraagd werd door drie Gestapo-officieren die moesten beslissen of het stelen van een boterham nu wel of niet zou leiden tot mijn executie. Toen ze bloeddruk en hartslag namen en mijn hart aan honderddertig slagen per minuut bleek te gaan, vroegen ze me, bijna lachend, of ik misschien een beetje zenuwachtig was. “Ja, ik ben zenuwachtig klootzak, hoe zou je zelf zijn als ze je gemiddeld een keer of vijf per minuut vragen wat nu eigenlijk precies het probleem is?!” Dacht ik. Want zelfs al had ik het luidop durven zeggen was het me nog niet gelukt omdat er simpelweg geen ruimte was voor in -of tegenspraak. Inmiddels prikten de tranen me onophoudelijk achter de ogen en zweette ik als een rund. Daarna vroegen ze me of ik kon stappen, terwijl ik net daarvoor had verteld dat ik mijn rolstoel in huis nooit gebruik en zoveel als mogelijk probeer mijn mobiliteit te bewaren en vergroten. Ik herhaalde dus dat ik wel kan stappen maar dat ik na, op een goeie dag, maximaal honderd meter door mijn benen zak omdat ze mijn gewicht niet meer kunnen dragen van de pijn.
– Pijn? Herhaalde er eentje onbegrijpend. JA PIJN JA! Dat is mijn probleem, dat is waarom ik hier zit, dat is waarom ik niet meer werk, dat is mijn ziekte. Pijn, op elk moment van de dag en nacht, in elke fucking vezel van mijn lijf. Alweer zei ik niks.
Vanuit mijn ooghoek zag ik Bas zitten met zijn hoofd in zijn handen, op zijn tanden bijtend om die drie wolven niet de huid vol te schelden. Mijn liefste is de goedheid zelve maar daar werd zijn geduld toch heel erg op de proef gesteld, vertelde hij me toen we na het onderzoek weer in de wachtkamer zaten. Hij excuseerde zich omdat hij me niet vaker was bij gesprongen maar hij zou kwaad geworden zijn, en wat bereik je daar dan mee? Nadat ik een paar meter had gewandeld, vroegen ze me om helemaal door mijn knieën te gaan en weer recht te komen. Ik zei dat dat echt niet mogelijk was.
– Oeh, waarom? Kan je je knieën niet buigen? Ik kan mijn knieën wél buigen dame, anders had ik met gestrekte benen in mijn stoel gezeten, maar ik kan niet tot beneden gaan of ik geraak nooit meer recht. – Hoe komt dat? Pijn. – Pijn? Je hebt pijn dan? Aan je benen? JA PIJN JA! Overal.
De tranen liepen intussen in stralen van mijn gezicht, maar dat bleek ze volledig te zijn ontgaan want niet één van mijn kwelgeesten nam even pauze of zelfs nog maar de moeite om te vragen of ik ok was.
Zo kan ik nog een tijdje doorgaan met voorbeelden aanhalen, maar ik denk dat mijn punt intussen wel duidelijk is. Even plots als het was begonnen werd het gesprek afgebroken met de mededeling dat het goed was, ik kon beschikken. De secretaresse vroeg ons om nog even plaats te nemen in de wachtzaal. Nog helemaal onder de indruk zaten Bas en ik zwijgend naast elkaar. Allebei in stilte te overlopen wat er net was gebeurd. En te beseffen dat er blijkbaar helemaal geen ondergrens is aan het respect dat je kan tonen aan iemand, of dat die grens toch alleszins een heel pak lager ligt dan we ooit hadden kunnen geloven als we het niet net zelf hadden meegemaakt. Nog geen vijf minuten later werden we weer binnengeroepen. De deur naar het kabinet bleef gesloten en de secretaresse liet weten dat de dokters er niet meteen uit geraakten en dat de beslissing ons later zou worden meegedeeld. De vrouw had de deur al in haar handen toen we vroegen wanneer we dat antwoord dan wel mochten verwachten. Normaal gezien binnen dit en een week, zei ze, maar het kon ook wel zijn dat ze niks lieten weten. In dat laatste geval moest ik zelf maar contact opnemen met mijn mutualiteit om de beslissing te achterhalen.
En zo stonden we weer buiten. Ik hield het niet meer en huilde tranen met tuiten. Ik voelde me vernederd en gekleineerd. En bovenal was ik kwaad. Kwaad op die drie dokters omwille van de manier waarop ze me behandeld hadden, en kwaad op mezelf omdat ik me helemaal niet had verdedigd. Omdat ik helemaal niks had gezegd van alles wat ik dacht en voelde. Maar wanneer ik had ik het moeten doen? Het was een eenzijdig kruisverhoor geweest, er is geen betere manier om het te beschrijven.
Bas gaf me de ruimte om onder de indruk te zijn. Hij nam me in zijn armen en liet me huilen. De rest van de dag werkte hij thuis, omdat hij vond dat zijn plaats bij mij was. We spraken af dat we het los zouden laten, we konden toch niks meer doen. Een afhaalmaaltijd, een glas wijn en een film. En de beslissing afwachten. Nog niet nadenken noch praten over een eventuele negatieve beslissing. Dat probleem zouden we wel aanpakken op het moment dat het zich stelde.
Voor mij is het nu wel duidelijk hoe mijn persoonlijke hel eruit ziet. Een plek waar je jezelf niet kan zijn, op geen enkele manier. Een plek waar niet naar je geluisterd wordt, op geen enkele manier. Een plek waar geen respect heerst, op geen enkele manier. Een plek waar je het gevoel hebt helemaal geen mens te zijn. Niets. Niemand. Eén ding is zeker, vanaf nu ben ik in een engel op aarde. Want dit wil ik nooit meer meemaken.
http://anneleis.be/2014/05/16/mijn-persoonlijke-hel-op-aarde/
POST TRAUMATISCHE FIBROMYALGIE EN POST TRAUMATISCHE CVS ZIJN TYPISCHE GEVOLGEN NA EEN ONGEVAL MET WHIPLASH EN TBI.