top of page

De Kamer erkent problematiek PARTIJDIGE GERECHTSDESKUNDIGEN en LINK VERZEKERINGEN-ARTSEN GERECHTSDES

Bulletin nr : B037 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0219 - Zittingsperiode : 50

AuteurCharles Michel, PRLFDFMCC

DepartementMinister van Justitie

Sub-departementJustitie

TitelOnpartijdigheid van artsen-gerechtsdeskundigen.

Datum indiening23/05/2000

TaalF

Publicatie vraag B037 - Page : 4211

Publicatiedatum03/07/2000, 199920001

Status vraagAntwoorden ontvangen

Vraag

Een paar weken geleden wijdde de televisieuitzending «Au nom de la loi» een reportage aan de invloed van «Dolantine Spezial» op de geestestoestand van pasgeboren kinderen. In de uitzending werden vragen gesteld over de onpartijdigheid van de arts die als deskundige werd aangewezen door de rechtbank die zich moet uitspreken over de vraag tot schadevergoeding ingediend door de ouders van een kind dat het slachtoffer werd van de schadelijke gevolgen van «Dolantine Spezial». Die deskundige werkte ten tijde van de feiten al in dezelfde instelling als de betrokken gynAgalev-Ecoloog. Het is dan ook de vraag hoe de rechtbank kan steunen op een verslag van deskundigen waaronder een gynaAgalev-Ecoloog die in dezelfde instelling als de betwiste gynaAgalev-Ecoloog werkt. Had men de betrokkene vanuit deontologisch standpunt niet onbevoegd moeten verklaren gelet op het feit dat de medische expertise betrekking had op een confrater die samen met hem in dezelfde instelling werkt? Een vergelijkbare situatie kan zich voordoen wanneer de arts-gerechtsdeskundige gelijktijdig de functie van adviserend geneesheer van een verzekeringsmaatschappij uitoefent die betrokken is bij het geschil in verband waarmee een expertise wordt bevolen (of wanneer het gaat om artsen-deskundigen die verbonden zijn aan een medische expertisekabinet waarvan een medewerker tevens als adviserend geneesheer optreedt). Wraking van dergelijke deskundigen is niet altijd mogelijk en bovendien staan de partijen (verzekeringsmaatschappij/gewonde, slachtoffer) niet op voet van gelijkheid wat de kennis van het bestaan van die bevoorrechte banden tussen de arts-deskundige en de verzekeringsmaatschappij betreft: de verzekeringsmaatschappijen en hun artsen-deskundigen zijn vanzelfsprekend op de hoogte van de bijzondere banden van de artsen-deskundigen met een bepaalde verzekeraar daar het expertise«wereldje» een gesloten milieu is waar iedereen iedereen kent. De gewonde die een geschil heeft met de maatschappij die hem moet vergoeden staat daarentegen alleen en heeft geen weet van die bevoorrechte banden. 1. Is de regelgeving met betrekking tot het wraken van artsen-deskundigen niet vatbaar voor verbetering? Artikel 991 van het Gerechtelijk Wetboek staat de hoven en rechtbanken toe lijsten van deskundigen op te maken «overeenkomstig de regels die de Koning bepaalt». Voor zover ons bekend maakte de Koning tot hiertoe geen gebruik van die regelgevende bevoegdheid. 2. Zou de Koning de artsen die vragen op die lijsten te worden geplaatst bijvoorbeeld niet kunnen verplichten op hun eer melding te maken van de functies die ze in een bepaalde instelling, kabinet of verzekeringsmaatschappij uitoefenen met de verplichting elke wijziging op dat vlak zo vlug mogelijk mee te delen? 3. In de strafrechtprocedure bestaat geen specifieke regelgeving met betrekking tot de voorwaarden van wraking inzake expertise. Strafrechtspecialisten zijn van mening dat een regelgeving voor de expertise in strafzaken noodzakelijk is. Wat is uw mening terzake?

Publicatie antwoord B043 - Page : 5032

Publicatiedatum21/08/2000, 199920001

Antwoord

1. Tot op heden is er geen besluit genomen tot uitvoering van artikel 991 van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de hoven en rechtbanken lijsten van deskundigen mogen opmaken, overeenkomstig de regels die de Koning bepaalt. Tijdens de vorige legislatuur werd een ontwerp van koninklijk besluit terzake opgesteld. Ik ben evenwel van mening dat een globale herziening (zowel voor de burgerlijke als de strafrechtelijke procedure) zich opdringt. De lijsten van deskundigen zijn maar één element hiervan. Er zou kunnen getracht worden de vereisten inzake vorming, begeleiding én onpartijdigheid van de deskundigen in gerechtszaken multidisciplinair, dus los van het vaktechnische, te institutionaliseren. Artikel 966 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat «de deskundigen kunnen worden gewraakt om dezelfde redenen als de rechters». Deze redenen worden opgesomd in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek. Aldus kunnen ten aanzien van deskundigen die door de rechter worden aangesteld, middelen van wraking worden aangewend die gesteund zijn op een vermoeden van partijdigheid. Omdat de schadelijder vaak moeilijk kan te weten komen dat de aangestelde deskundige opdrachten uitvoert voor de tegenpartij, is het inderdaad zo dat de regeling van het Gerechtelijk Wetboek vaak ontoereikend is. Artikel 967 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat «iedere deskundige die weet dat er enige reden van wraking tegen hem bestaat, ertoe gehouden is dit onverwijld aan de partijen mee te delen en zich van de zaak te onthouden indien de partijen hem geen vrijstelling verlenen.» Het gebeurt weinig in de praktijk dat een deskundige «zichzelf wraakt», te meer omdat hier een sanctie ontbreekt. Bovendien wordt een procedure tot het verkrijgen van schadevergoeding weinig gevoerd tegen een gerechtsdeskundige. De bepalingen inzake de wraking van deskundigen zouden in het kader van de hervorming van de expertise kunnen worden gewijzigd. 2. Het bovengenoemd ontwerp van besluit voorziet geen dergelijke verklaring op erewoord. Evenwel, vermits de wetgeving terzake nog dient «georiënteerd» te worden, kan de suggestie die wordt gedaan in overweging worden genomen. 3. Zoals het geachte lid aangeeft, bestaat er geen enkele bepaling in het Wetboek van strafvordering die specifiek de voorwaarden voor wraking in het kader van een expertise in strafzaken regelt. Niettemin preciseert artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek: «De in dit wetboek gestelde regels zijn van toepassing op alle rechtsplegingen, behoudens wanneer deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen, waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen van dit wetboek.» Sommige juristen-penalisten zijn van oordeel dat er geen bezwaar bestaat dat de bepalingen inzake wraking vervat in de artikelen 828 tot 847 en 966 van het Gerechtelijk Wetboek toegepast worden op gerechtelijke deskundigen die aangesteld zijn in strafzaken. Dit standpunt maakt het mogelijk te overwegen dat deze bepalingen een adequaat wettelijk kader vormen om de noodzakelijke objectiviteit te verzekeren van de deskundigen die aangesteld zijn in strafzaken. Voor anderen evenwel zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de wraking van deskundigen niet van toepassing op deskundigen aangesteld in het kader van het vooronderzoek, omwille van het unilateraal, inquisitoriaal en geheim karakter van de procedure. Tenslotte komt het er op aan rekening te houden met het feit dat de mogelijkheid om de regelen met betrekking tot de wraking vervat in het Gerechtelijk Wetboek te gebruiken, zelfs wanneer het principe met zekerheid wordt aanvaard, verbonden blijft met het niet tegensprekelijk karakter van de expertise. Zolang een van de partijen geen kennis heeft van het bestaan van de expertise, de uitvoerder en de draagwijdte ervan, is het zeer moeilijk, zelfs onmogelijk, in die fase de mogelijkheden van wraking waarover zij beschikt, uit te oefenen. De opportuniteit van een aanpassing van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot de wraking van deskundigen dient beoordeeld te worden in het breder kader van een globale hervorming van de expertise in strafzaken.

Featured Posts
Recent Posts
bottom of page